In dit briefje van Paulus aan Filemon krijgen we inzicht in de manier waarop hij Filemon probeert te
bewegen zijn slaaf Onesimus diens vrijheid terug te geven. Hij doet dit niet autoritair, maar door
verbinding te leggen en Filemon aan te spreken op het geloof dat ze delen en de oproep van Jezus
om je naaste lief te hebben als jezelf. En zijn oproep raakt ook ons dagelijks leven. |
Omdat Paulus maar kort in de Griekse stad Tessalonica geweest is, zijn de gelovigen in deze stad op
sommige punten nog wat zoekend. Met hun geloof en hun liefde zit het wel goed. De hoop blijkt
voor deze gemeente het moeilijkst. Paulus helpt ze met deze brief om beter zicht te krijgen op de
hoop van het evangelie en het leven na dit leven. Want hoop geeft moed en doet goed leven. |
In Kolosse wonen mensen overal vandaan. Paulus richt zijn brief aan de gelovigen onder hen, die
door de vele verschillende religies om zich heen door de bomen het bos niet meer zien en zich
afvragen of ze het wel goed doen. In de streng gereformeerde wereld verscheen in de jaren negentig
een boekje onder de titel: Het is ingewikkeld geworden (Dr.ir. J. Blaauwendraad).
Tegenover alle religie - zelf (vol)doen - zet Paulus relatie. Zonder inspanningen van onze kant zijn wij
dankzij Jezus verbonden met de hemel en die verbondenheid inspireert ons om goed te doen. |
De brief van Paulus aan de gemeente in Filippi is vol blijdschap, hoewel vanuit gevangenschap geschreven. Paulus heeft geleerd om zichzelf weg te cijferen. Het draait niet om hem, maar om Jezus. Jezus, die in zijn afdaling heeft laten zien dat nederigheid de weg naar vrede is. Deze boodschap geeft Paulus door aan de Filippenzen. |
In deze brief van Paulus aan de gemeente in Efeze gaat het opvallend vaak over de hemel. Paulus
gaat deze gemeente vóór naar de hemel. Hij roept haar op te bidden en te leven met de hemel als
vertrekpunt. Dat houdt ook in dat mensen naar eenheid zoeken, in die tijd eenheid tussen christenen
uit de Joden en christenen uit de heidenen. |
In deze brief van Paulus aan de gemeenten in Galatië, het huidige Turkije, bekritiseert hij fel de
houding van de Galaten. Zij laten zich na Paulus’ prediking van genade en vrijheid in Jezus, door
wetsgetrouwe Joden de wet lezen. Alsof Gods beloften en zijn liefde alleen gelden voor mensen, die
zich aan de regels van de wet houden. |
In de tweede brief aan de Korintiërs roept Paulus de mensen op om niet te gaan voor uiterlijke schijn
en glorie, maar voor innerlijke glorie en genade. Dat kan door de liefde van Christus. Hij is voor allen
gestorven om een ieder met God te verzoenen. Dit is de enige manier om nieuw, vernieuwd, te
worden. |
In de eerste brief aan de Korintiërs roept Paulus de mensen op om niet te blijven gaan voor eigen belang en eigen eer, maar om elkaar te dienen in liefde. Paulus roept de gemeente op om één te zijn en om de vrijheid die het geloof geeft, niet te misbruiken ten koste van anderen of jezelf. De Korintiërs (en wij met hen) moeten leren te ontvangen – om aan anderen uit te delen/door te geven. |
Romeinen is een brief geschreven door de apostel Paulus aan de gemeente in Rome. Deze gemeente
bestaat uit nieuwe gelovigen en Joodse christenen. Veel serieuze onderwerpen komen aan bod. Veel
grote namen zijn verbonden aan deze brief (Augustinus, Luther, Barth).
In deze brief is de hamvraag of de Schépper de eer krijgt, of het schepsel. En gaat het uitgebreid over
Gods reactie wanneer mensen de schepping eren in plaats van Hem. Het is zijn gerechtigheid dat Hij
ze dan overgeeft aan hun eigen keuzes, maar óók dat Hij ze daarvan redt. |
In het boek Handelingen wordt de geboorte van de kerk beschreven, na de Hemelvaart van Jezus.
Door zijn Geest komt Jezus bij mensen binnen, Hij geeft ze kracht, zodat ze in beweging komen, naar
buiten treden, door van hem te getuigen. Handelingen (praxeis = praktijken) van de apostelen gaat
over ‘alles wat Jezus begonnen is te doen en te leren’ (1:1). De nadruk ligt op beginnen. Jezus zet
vanuit de hemel, via de apostelen, zijn werk voort. De hemel is open boven de kerk. Handelingen is
het tweede boek van de evangelist Lukas. |
Het vierde evangelie is later geschreven dan de evangeliën van Mattheus, Markus en Lukas. Johannes
heeft vooral willen doorgeven dat Jezus de Zoon van God is en voor de Joden is gekomen. Hij geeft
tal van persoonlijke ontmoetingen weer, die heel duidelijk laten zien dat Jezus maatwerk levert,
waardoor mensen hem gaan vertrouwen. Johannes is op zoek naar de verbinding, tussen Vader,
Zoon en mensen. Verbinding dat uitloopt op vertrouwen, een persoonlijk kennen. |
Lukas, de arts die Paulus veel heeft vergezeld op zijn reizen, heeft in zijn evangelie geschreven ‘over wat Jezus begonnen is te doen’. Hij doet dit ordelijk, feitelijk en goed gedateerd. Tegenover het aardse, Romeinse rijk van keizer Augustus, dat vooral gericht is op de elite, zet Lukas het hemelse rijk van koning Jezus, met evangelie voor alle mensen.
Zoals Markus het verhaal van Petrus vertolkt, zo vertolkt Lukas het verhaal van Paulus. Waarschijnlijk heeft Lukas, als metgezel en soort van lijfarts, ook meegemaakt dat Paulus ter dood werd gebracht. |
Uit buitenbijbelse bron is bekend dat Markus in zijn evangelie verslag doet van het verhaal van Petrus
over Jezus. Markus is bij uitstek het lijdensevangelie. Het lijden van Jezus op aarde komt uitvoerig en
al vanaf de eerste hoofdstukken aan de orde. Markus laat zien waarom Jezus naar de aarde is
gekomen. En ook hoe zijn lijden zich verhoudt tot ons eigen lijden. Markus schrijft zo dat mensen met
weinig voorkennis het toch kunnen begrijpen. Daarom is het heel geschikt om als eerste boek uit de
bijbel te lezen. Het is niet nodig om de hele bijbel te lezen om in Jezus te geloven. |
Mattheus is zeer waarschijnlijk geschreven door de tollenaar die door Jezus wordt geroepen om hem
te volgen. (9:9) Mattheus vult nauwgezet het al bestaande evangelie van Marcus aan. Op zo’n manier
dat de Joden hun eigen geschiedenis in het verhaal herkennen. Jezus doet het levensverhaal van
Israel over, maar dan goed, volmaakt. Hij maakt de boeken kloppend, ook die van ons.
Het boek Mattheus wordt omvat door Immanuel: ‘Men zal Hem de naam Immanuel geven, wat in
onze taal betekent: God met ons.’ (1:23) en ‘Houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot
aan de voleinding van de eeuw.’ (28:20) |
Maleachi, de laatste profetie en het laatste boek van het Oude Testament, is een slotoffensief vol vuurwerk. Er staan heftige teksten in. Maar het begint met prachtig siervuurwerk: Ik heb jullie lief – zegt de Heer. Dit is het uitgangspunt en bepalend voor het handelen van God door de hele geschiedenis heen. Hij zoekt verbinding, tussen zichzelf en de mensen. En tussen mensen onderling. Maleachi betekent Mijn bode. Maleachi is tussenpersoon tussen God en mensen. Hij spreekt de woorden van God en luistert naar wat de mensen zeggen. |
Zacharia profeteert in Juda, nadat het tweestammenrijk uit de ballingschap is teruggekeerd naar hun
land, naar Jeruzalem. Het is het boek van de terugkeer. Door Zacharia heen roept God de mensen op,
zich met hart en ziel naar Hem om te keren. Want dan zien ze dat Hij ook naar hen kijkt, hen niet
vergeet. Zacharia betekent JHWH, de God van het verbond, gedenkt. |
Een deel van Juda is na de ballingschap in Babel teruggekeerd naar Jeruzalem, om de tempel te
herbouwen. Dit wordt echter tegengewerkt en de Judeeërs beginnen daarom eerst hun eigen huizen
weer op te bouwen. De bouw van de tempel ligt 15 jaar stil. In Haggaï horen we de oproep om toch
het huis van de Heer te herbouwen. Dat is wat Hij wil en daarop rust zijn zegen. |
Sefanja profeteert de dag van de Heer over Juda, Israel en de heidenvolken, in de tijd voor de ballingschap. Waar Habakuk met zijn vragen naar God toe gaat, richt Sefanja zich tot het volk met een profetie vol onheil en oordeel. De liefde van God lijkt ver weg. Toch is vernietiging nooit het doel van God. Door Sefanja geeft God aan waar het op uitloopt, als Hij als sluitpost wordt gebruikt. Uit líefde waarschuwt Hij en roept Hij op om hem te zoeken en zijn wetten na te leven. |
Habakuk is een van de kleine profeten. De betekenis van zijn naam is niet helemaal zeker. Het zou omhelzer of handenwringer kunnen zijn. Habakuk leeft vóór de ballingschap, in de tijd van koning Jojakim. Deze koning denkt alleen aan zichzelf en onderdrukt het volk. Habakuk richt zich met alle vragen die dit oproept, tot God. Hij blijft vertrouwen dat God het ook allemaal ziet én er mee bezig is. Dat vertrouwen geeft rust, zodat Habakuk toch kan zingen. |
De profeet Nahum profeteert de wraak van God over Assur en de (hoofd)stad Nineve. God rekent af met de wreedheid en de hoogmoed van mensen. Daarin zien we zijn goedheid. En dat troost degenen die op God vertrouwen. Nahum betekent troost. |
Micha, een van de kleine profeten, uit het kleine dorpje Moresjet, stelt het onrecht van de groten/ rijken ten opzichte van de kleinen/armen aan de kaak. Dit gebeurt in de sfeer van een rechtszaak. |
Jona is net als Amos en Hosea een boeteprofeet in de tijd voor de ballingschap van Israel naar Assur. Hij moet Gods oordeel verkondigen aan de hoofdstad van de vijand Assur, Ninevé. Wanneer God na het berouw van de inwoners op zijn besluit terugkomt, is Jona boos. Boos dat God ook voor de vijand een genadig God is. Hij gunt hen de zegen van God niet.
Jona’s naam betekent duif: vredesduif/postduif. Het Hebreeuwse woord jona komt ook voor in de betekenis van kermer/klager. Beide betekenissen zien we terug bij Jona.
|
In het boek Obadja gaat het over de relatie tussen het volk van Jakob en het volk van Edom, Ezau.
Over de eerste en tweede plaats. Welke rol speelt God daarin?
Over Obadja (zijn naam betekent ‘knecht van Jahweh’) is verder niets bekend. Hij wordt niet gelinkt
aan een koning en heeft het over de val van Jeruzalem. Daarom is het waarschijnlijk dat hij zijn
profetie aan het begin van de ballingschap van Juda naar Babel heeft uitgesproken.
De hele bijbel en de hele geschiedenis door zien we de moeite over en met de zegen van de Heer.
Want, in de natuur geldt het recht van de sterkste, maar God zet dit op de kop.
In Obadja horen we over de clash tussen Jakob en Ezau. Edom heeft leedvermaak over het volk van
Jakob, omdat Juda in ballingschap wordt gevoerd. |
Amos, een veeboer en vijgenteler uit Tekoa in Juda, wordt door God geroepen om te profeteren tegen het volk Israel in het noorden. Hij profeteert in dezelfde tijd als Hosea. Waar Hosea de liefde van God tegenover het gebrek aan liefde bij het volk benadrukt, legt Amos de nadruk op Gods recht en Gods verlangen naar recht tegenover het onrecht van het volk. Uiteindelijk overwint ook bij Amos Gods genade. |
Joël is een van de twaalf kleine profeten. Hij profeteert in Juda, over kwade én goede dingen. Herhaaldelijk noemt Joël de ‘dag van de Heer’, de dag van oordeel, waarmee hij het volk oproept zich te bekeren. De naam Joël betekent ‘Jahweh is God’.
|
Hosea is een van de twaalf kleine profeten. Hij profeteert vlak voor de ballingschap in Israel. Hosea krijgt de opdracht om tegenover de ontrouw van de bruid Israel steeds opnieuw Gods trouw te verkondigen. Heel beeldend: door middel van het huwelijk dat hij met een overspelige vrouw moet aangaan.
|
Daniël is een prins uit de stam van Juda, die met de eerste groep ballingen in Babylon aankomt. Hij laat in en door zijn leven en visioenen zien, dat God het voor het zeggen heeft. Niet de heersers van deze wereld, hoe machtig ze ook lijken te zijn. Dit thema zit al in de naam Daniël, welke betekent ‘Mijn Rechter is God’. |
Ezechiël, een werkloze priester in ballingschap (want er is geen tempel in Babylon), wordt tot profeet geroepen. Hij spiegelt het volk in woorden en symbolische handelingen de ontrouw van Jeruzalem voor. En zet daartegenover de trouw en de genade van God. Wel 65 keer zegt God door Ezechiël tegen Jeruzalem en tegen de volken rondom: ‘Je zult weten dat Ik de Heer ben!’. Hij laat niet los wat zijn hand begonnen is.
|
In dit tranenboek (Threni in de Griekse Septuaginta) klaagt Jeremia over de situatie van en in Jeruzalem. Jeremia legt de oorzaak van deze ellende bij de mensen zelf: ‘Wat klaagt een mens zolang hij nog leeft? Laat hij klagen over zijn zonden!’ (3:39)
De hoop, die in het boek Jeremia nog te horen is, klinkt in Klaagliederen slechts voorzichtig door: ‘Is er nog hoop?’ en: ‘Misschien is er hoop’.
|
Jeremia, een jongeman uit het priestersdorpje Anatot vlakbij Jeruzalem, wordt door God geroepen tot profeet voor de volken. In zijn tijd is het Israel wel religieus, maar ongehoorzaam aan Gods woord en druk met afgoderij. Jeremia’s naam betekent ‘De Heer richt op’. En dat is wat we in dit boek zien. God breekt af als Hij dat nodig vindt, maar altijd met de bedoeling om weer op te richten, op te bouwen. |
Jesaja wordt wel de evangelist van het OT genoemd en zijn boek is het meest geciteerde boek van het OT, in het NT, samen met de Psalmen. Hij roept op tot bevrijding van onrecht, komt op voor de armen en benadrukt dat de heilige God de enige is die kan redden. Zijn naam Jesaja - Jesjoeahoe -Joshua - Jezus (= de Héér redt) en zijn boodschap roepen agressie op, want Juda wil zichzelf handhaven, verbindt zich liever met grootmachten eromheen, dan met God. |
Hooglied is net als Spreuken en Prediker geschreven voor jonge mensen. Het verhaalt over de liefde
tussen een jongen en een meisje. Het is daarmee een ode aan de Schepper. En aan God de Vader die
ons leert om lief te hebben. Als man en vrouw: ‘God zag dat het goed was’. Maar ook op allerlei
manieren buiten het huwelijk. We zijn allemaal zijn bruid, die Hij heeft liefgehad tot in de dood. |
Prediker is een realistisch boek, over het leven onder zon, zoals we dat allemaal kunnen waarnemen: soms prachtig, soms frustrerend. Prediker richt zich op de jeugd. Met de boodschap dat ze niet moet proberen om genieten tot doel van het leven te maken. Het leven is niet maakbaar. Genieten kan alleen als het besef aanwezig is, dat het ontvangen is. |
Spreuken is een verzameling van zo’n 900 algemene geldende wijsheden, over allerlei praktische onderwerpen. Het boek is geschreven voor de jeugd, waarbij jeugd breed opgevat kan worden, van ongeveer 0 tot 40 jaar. De meeste, maar niet alle spreuken zijn van Salomo’s hand. |
De Psalmen kunnen worden aangeduid als de Psalmen van David (Spurgeon). Hoewel ze niet allemaal van Davids hand zijn, gaan ze vaak wel over het leven van David. En door David heen wordt in het boek van de Psalmen ook het leven van de Zoon van David, Jezus, getekend. De Psalmen zijn heel persoonlijk. Zo kunnen wij ons met de Psalmen door het leven heen zingen.
|
Satan vraagt zich af of de liefde van God bij mensen echt bestaat. Heeft Job God echt onvoorwaardelijk (zonder reden, zonder eigenbelang) lief? God staat Satan toe Job op de proef te stellen en verbindt zo zijn lot met dat van Job.
Gods geloofwaardigheid hangt nu van Job af. Hij heeft immers zelf de liefde en de trouw in Job gelegd. Als Job niet standhoudt, is zijn werk mislukt. Als Job wel blijft liefhebben, wat is God dan machtig!
|
Dit boek verhaalt van Ester, de Joodse vrouw van koning Ahasveros van Perzië. Zij is één van de ballingen die niet terugkeren naar Jeruzalem. Door haar positie aan het hof kan zij voorkomen, dat het Joodse volk dat verspreid in het Perzische rijk woont, wordt vernietigd. Daarvoor moet zij zichzelf wel als Joodse bekend maken. Behalve haar Jood zijn, is er in dit bijbelboek veel dat in eerste instantie verborgen blijft. De Hebreeuwse betekenis van de naam Ester is ‘Verborgen’. De Perzische betekenis is ‘Ster’. |
Net als Ezra is ook Nehemia één van de ballingen die vanuit Babylonië terugkeren naar Jeruzalem. Hij is de leider die wordt ingevlogen om de muur van de stad te herbouwen. Als schenker van de Perzische koning is hij door God goed voorbereid om deze taak uit te voeren. Nehemia is een man van gebed. En daarnaast is hij een harde werker met politiek inzicht. Letterlijk en figuurlijk worden er door hem muren geplaatst, zodat de inwoners van Jeruzalem herkenbaar zijn als volk van God.
|
Ezra is een van de Judeeërs die na de ballingschap vanuit Babylonië terugkeren naar Jeruzalem. De
tempel is bij zijn komst al herbouwd, de tempeldienst hersteld. Maar de mensen hebben zich
vermengd met de bevolking van het land en haar gebruiken overgenomen. Zo voldoet Jeruzalem
niet aan Gods bedoeling om een stad van vrede te zijn, waarvan aantrekkingskracht uitgaat. Ezra
ijvert ervoor dat het volk zich zuivert en volgens Gods regels leeft, zodat andere volken zien hoe
goed het is de God van Israel te dienen. |
1 en 2 Kronieken beschrijven de koningentijd, net als 1 en 2 Samuel en 1 en 2 Koningen.
Veel overlap, maar ook nieuwe dingen.
De Griekse benaming voor Kronieken is paraleipomena. Dat betekent ‘wat nog is blijven liggen’.
Kronieken concentreert zich sterk op David, waarbij vooral één aspect belicht wordt.
Namelijk alle voorbereidingen die hij treft voor de tempeldienst.
David ziet al in dat de priester, de cultus, belangrijk is. |
Zowel in Israel als in Juda volgen de verschillende koningen elkaar op. De meeste koningen doen wat slecht is in de ogen van de HEER. Daarom zijn er telkens profeten nodig, die Gods stem laten horen. Sommigen koningen vormen een positieve uitzondering en leven wel volgens de regels die God heeft gesteld, net als hun voorvader David. Echter, niet één koning van Israel rekent af met de zonde van Jerobeam. In Juda worden de offerhoogten uiteindelijk wel verwijderd, door koning Hizkia. |
Salomo (Sjaloom = vrede) volgt zijn vader David als koning op. Zolang hij rekening houdt met God wordt zijn koningschap gekenmerkt door wijsheid en door vrede. Wanneer Salomo zijn hart gaat zetten op alles wat God in de koningswet verboden heeft (paarden, vrouwen, rijkdom, afgoderij, Deut. 17) is zijn wijsheid over en is het gedaan met de vrede in zijn rijk. Het rijk wordt na Salomo in tweeën gedeeld, de koningen en het volk verliezen God steeds meer uit het oog, de geest van de Richterentijd komt terug. |
David, de man naar Gods hart en de koning uit Woord en Geest, is ook een man van vlees en bloed. Zolang hij bij alles het aangezicht van God zoekt, gaat het hem en zijn volk goed. Er komt radiostilte naar de hemel, nadat David bewust tegen Gods regels ingaat en zolang hij zijn zonden niet belijdt. Ook David heeft zijn Zoon Jezus nodig als Redder. |
In de Richterentijd, waarin ieder doet wat goed is in zijn eigen ogen, wordt Samuel (= Hij hoort) geboren. Na veel gebed van zijn moeder Hanna. Als profeet mag hij van God gehoor geven aan de vraag van het volk om een koning. Eerst wordt Saul koning. Een koning die denkt in vlees en bloed en zich laat regeren door het volk en zijn eigen angst en wantrouwen. Daarom geeft God Samuel de opdracht David tot koning zalven. David denkt in Woord en Geest en beseft dat hij in Gods naam koning is. Dan wordt het koningentijd. |
Ruth leeft in de donkere, chaotische tijd van de richteren. Maar in tegenstelling tot de in die periode heersende houding van ‘ieder voor zich’ zien we in de levens van Ruth, Naomi en Boaz liefde tot de ander en de bereidheid om te dienen. Vanuit de liefde tot God en zijn volk. Daarom kon Ruth worden opgenomen in het geboorteregister van Jezus. En zo laat God zien dat zijn liefde alle volken geldt. |
Het boek Richteren of Rechters (NBV) verhaalt van het volk Israel in het land Kanaän, na de dood van Jozua. En van de opeenvolgende rechters die het volk dan leiding geven.
Het zijn geen rechters in de letterlijke zin van het woord. Alleen over Debora wordt gezegd dat ze rechtsprak. De anderen kun je eerder als ‘vechters’ omschrijven. Het Hebreeuwse woord dat wordt gebruikt, betekent ‘recht verschaffers’.
In het boek zie je een golfbeweging: een dragende kracht valt weg, het volk dwaalt van Gods weg af, God levert het volk uit aan vijanden, het volk roept tot de Heer om hulp, Hij krijgt medelijden en stelt een rechter aan, er is rust, de rechter sterft, het volk dwaalt opnieuw van Gods weg af, enzovoort. Deze golfbeweging zie je eigenlijk de hele geschiedenis door.
|
Het boek Jozua gaat over de opvolger van Mozes, Jozua, die het volk Israël het land Kanaän in mag leiden. Jozua, die eerst Hosea (= hij redt) heet, krijgt van Mozes de naam Jozua (Jehosjua = de HEER redt). De Israëlieten krijgen het goed in Kanaän, wanneer ze de Thora onderhouden, heeft Mozes aangegeven. Maar met de wet alleen redt Israël het niet. Daar is ook genade en waarheid voor nodig (‘De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus -‐ Jehosjua Messiach -‐ gekomen’, Joh. 1:17, HSV). Jozua is een voorafschaduwing van Jezus. (Hebr. 4:8)
Ook wij redden het niet met alleen de wet. We hebben de genade van Jezus nodig.
|
Het boek Deuteronomium lijkt oppervlakkig gezien een verzameling van allerlei losse teksten en geboden. Maar wie goed kijkt, ziet dat dit boek uitleg en voorbeelden geeft bij de Tien Geboden, de Tien Woorden. Het is een ontvouwing van de wet. Deuteronomium betekent tweede wet. |
Numeri betekent getallen. Tweemaal, aan het begin en aan het eind, vindt er een telling van het volk Israël plaats. In de tussenliggende periode leeft Israël in de woestijn. Het leven met de heilige God uit Leviticus vraagt wel gehoorzaamheid. Numeri zou omschreven kunnen worden als ‘Kijk dus wel uit…’ |
Het IK BEN uit Exodus wordt in Leviticus aangevuld: IK BEN HEILIG. God is een heilig God. Het boek
Leviticus laat zien hoe we omgang kunnen hebben met deze heilige God. En geeft ook regels voor de omgang met elkaar. |
Exodus betekent uittocht in het Grieks. De Hebreeuwse naam voor dit bijbelboek is eleh sjemot (= dit
zijn de namen). Zo begint hoofdstuk 1. In Exodus komt God, de Heer dichtbij zijn volk en maakt Hij
zijn naam (IK BEN) aan zijn volk bekend. |
Genesis is het Griekse woord voor geboorte. Het Hebreeuwse woord is ToLeDoT (ToLeDoT is het voltooid deelwoord van JaLaD = verwekken, geboren doen worden).
Genesis gaat over het ontstaan van de hemel en de aarde, het ontstaan van de mensen en het ontstaan van het volk van God. In Genesis zien we dat God zijn bemoeienis met en zegen over de wereld (adamah=aardbodem) en de mens (adam=stof uit de aarde) concentreert. |